Het afsterven van Maria is ons niet overgeleverd in de Bijbel, maar via mondelinge traditie en de zogeheten apokriefe evangeliën. Dat zijn vrome verhalen die vanuit de volksoverlevering zijn ontstaan en doorgegeven, vaak aangevuld met wonderlijke gebeurtenissen die het geloof van de christenen uit de eerste eeuwen moesten voeden en bevestigen. De oudste geschriften die over Maria’s heengaan vertellen, plaats men tegenwoordig ergens in de 4e of 5e eeuw. Dat is de tijd over de vraag hoe men op de juiste wijze over Jezus’ persoon moest spreken: was Hij God of mens. Het concilie van Nicea (325) bepaalde dat Hij én God én mens was: volledig God én volledig mens. Doordenkend op dat laatste element concludeerde men dat Maria dus de eretitel toekwam ‘Moeder van God’ (Theo-tokos: God-barende). Dat werd vastgelegd op het concilie van Efese in 431. Men vermoedt dat de legende van Maria’s sterfbed en ten hemelopneming in de tijd van die discussies zijn beslag heeft gekregen: dus ergens tussen halverwege de 4e en de 5e eeuw.

naar: 'Maria's Opneming' in H.BAKELS 'Nieuwtestamentische Apocriefen of het nadere over Jezus zijne Ouders en Apostelen en andere (voornamelijk nieuwtestamentische) personen, volgens schrijvers vooral uit de eerste twee eeuwen onzer jaartelling in Twee Deelen; Deel II, Amsterdam, 1923 p.46-49]

[Toen de moeder van Jezus stervende was, werden alle twaalf apostelen opgeroepen om bij haar afsterven aanwezig te zijn. Van heinde en ver moesten zij zich naar Jeruzalem begeven. De apostel Johannes is in onderstaand verhaal de verteller.]

1. En de Heilige Geest zei tot de apostelen: "Er zal een aardbeving zijn. Op dat moment zullen jullie allemaal van alle uithoeken van de bewoonde wereld door de lucht bij elkaar gebracht worden in het heilige Bethlehem omwille van de Moeder van onze Heer Jezus Christus: Petrus vanuit Rome, Paulus vanuit Tiberias, Thomas vanuit de binnenlanden van India, Jacobus vanuit Jeruzalem.

2. Petrus' broer Andreas, Filippus, Lucas en Simon de Kanaäneeër en Thaddeus die reeds gestorven waren, werden door de Heilige Geest opgewekt uit hun graf. De Heilige Geest gaf hun te kennen: "Denkt niet dat het uur van de opstanding al gekomen is. Nee, u moet opstaan uit uw graf om aanwezig te zijn bij het eerbetoon en het wonderwerk dat aan de Moeder van Heer voltrokken gaat worden. Want de dag dat zij van hier zal heengaan en opgenomen wordt in de hemel, is aangebroken.

3. Marcus leefde nog. Hij moest er vanuit Alexandrië bijgehaald worden. Toen Petrus in zijn wolk boven de ontmoetingsplaats was aangekomen, liet de Heilige Geest hem daar hangen tot het moment dat alle anderen zich daar rond hem verzameld hadden.

4. Toen wij bij de moeder van God onze Heer waren binnengetreden, bogen zij hun knieën met de woorden: "Wees niet bevreesd of bedroefd. God de Heer die uit u geboren is, zal u omstraald met heerlijkheid uit onze wereld wegnemen." Zij verheugde zich om God haar redder. Zij richtte zich op in haar bed en zei tot de apostelen: "Ik vertrouw erop dat onze God en Meester uit de hemel naar hier toe zal komen. Ja, ik zie Hem zelfs al. Precies zoals jullie naar hier gekomen zijn, zal ik uit het leven weggenomen worden. Maar als je wilt, vertel mij dan eens hoe jullie wisten dat ik zou heengaan en dat jullie dus in allerijl naar hier gekomen bent: waar zaten jullie op dat moment? In welke landen allemaal?"[-]

5. Daarop zei Petrus tot de anderen: "Natuurlijk willen wij aan de wens van de moeder van onze Heer tegemoet komen. Ik stel voor dat ieder van ons vertelt wat de Heilige Geest heeft gezegd."

6. Ik, Johannes, begon: "Toen ik het heiligdom te Efese binnenging om de eredienst te verrichten, zei de Heilige Geest tot mij: 'Het moment dat de moeder van uw Heer gaat overlijden, is aangebroken. Ga naar Bethlehem om haar nog één keer te begroeten.' Een wolk van licht bracht mij vervolgens naar hier en zette mij daar bij de deur op de grond."

7. Toen kwam Petrus aan de beurt: "Ook ik hoorde een stem. Het was vroeg in de morgen en ik liep op dat moment te wandelen in de stad Rome. Het was de Heilige Geest die mij zei: 'De tijd dat de moeder van uw Heer zal sterven is aangebroken. Ga naar Bethlehem om haar nog één keer te begroeten.' Daarop bracht een wolk van licht mij naar hier. En ik zag hoe de andere apostelen op dezelfde manier naar mij toe kwamen. Toen het zover was, zei een stem: 'Ga met z'n allen naar Bethlehem.'"

8. Toen nam Paulus het woord: "Ik bevond mij in een stad die heel ver van Rome vandaan ligt: Tiberias namelijk. Daar hoorde ik de Heilige Geest tegen mij zeggen: 'De moeder van uw Heer staat op het punt deze wereld te verlaten om naar de hemel te gaan. Ga dus naar Bethlehem om haar nog één keer te groeten.' En ook mij bracht een wolk van licht hiernaartoe."

9. Daarop zei Thomas: "Ik was in het land der Indiërs. Door Christus' genade had mijn prediking veel succes. Ik stond op het punt om de zoon van de zuster van koning Labdanus het doopsel toe te dienen, toen de Heilige Geest ineens tegen mij zei: 'Thomas, ook jij moet aanwezig zijn in Bethlehem bij de laatste groet aan de moeder van uw Heer. Want zij zal heel spoedig naar de hemel gaan.' En een wolk van licht bracht mij naar hier."

10. En Marcus zei: "Ik was in Alexandrië en deed juist mijn morgengebed. En tijdens mijn gebed voerde de Heilige Geest mij mee tot ik hier in jullie midden stond!"

11. Daarop was het Jacobus die zei: "Ik was in Jeruzalem op het moment dat de Heilige Geest zich tot mij richtte met de woorden: "Zorg dat je in Bethlehem komt, want de moeder van uw Heer zal het tijdelijke verwisselen met het eeuwige." En op dat moment nam een wolk van licht mij op en bracht mij hier naartoe."

12. Daarop was het de beurt aan Mattheus: "Ik heb reden God te verheerlijken en te bedanken. En dat doe ik dus bij deze. Want ik zat op een schip midden op zee, terwijl een storm woedde en de golven hoog werden opgezweept. Plotseling werd de hevige stormwind overschaduwd door een wolk van licht. Alles viel stil. En die wolk bracht maar naar hier."

13. En degenen die reeds gestorven waren, vertelden op hun beurt wat zich had afgespeeld.
Daarop kwam Bartolomeus aan de beurt: "Ik was in Thebaïs om er het woord Gods te verkondigen. De Heilige Geest kwam mij onderbreken met de woorden: "De moeder van uw Heer gaat sterven. Ga dus naar Bethlehem om haar nog één keer te groeten." Toen bracht een wolk van licht mij hier bij jullie."

14. Zo vertelden de apostelen aan haar die God had gebaard, hoe zij naar hier gekomen waren. Zij strekte daarop haar handen naar de hemel en bad: "Heer, ik aanbid en prijs en verheerlijk uw naam, omdat U hebt omgezien naar de kleinheid van uw dienstmaagd en grote dingen aan mij hebt gedaan. En zie van af prijzen alle geslachten mij zalig."

15. Na het gebed sprak zij tot de apostelen: "Doet wierook in het wierookvat en bidt." En tijdens hun gebed klonk er een donderslag vanuit de hemel. Er angstaanjagend geluid zwol aan van aanrollende wagens. En zie, daar verscheen een groot aantal engelen en hemelse machten, en er was een stem te horen als van een mensenzoon. En de serafs stelden zich op rond het huis waar de heilige onbevlekte Maagd en Moeder Gods in bed lag. En alle inwoners van Bethlehem zagen en gingen naar Jeruzalem om te vertellen welke wonderen er allemaal gebeurden.

16. En bij het klinken van die stem, begonnen tegelijk boven het huis de zon en de maan te schijnen en er kwam een hele menigte heiligen van het eerste uur bij het huis staan waar de moeder van onze Heer lag. Dat was om haar lof en eer te brengen. En ik zag ook dat er vele tekenen geschiedden: blinden zagen, doven hoorden, kreupelen liepen, melaatsen werden gereinigd en wie bezeten waren door een onreine geest, werden genezen. Wie onder ziekte of zwakte gebukt ging en zelfs maar de buitenmuur van het huisje waar zij lag, aanraakte en daarbij riep: 'Heilige Maria, u hebt Christus voortgebracht, onze verlosser, heb medelijden met mij', die werd op het moment zelf genezen.

17. Er waren hele massa's die op dat moment in Jeruzalem verbleven om er te bidden. Toen zij hoorden welke tekenen er door de moeder van de Heer te Bethlehem geschiedden, haastten zij zich daarheen om genezing te zoeken voor al de soorten kwalen waar zij mee zaten. En ieder kreeg waar hij om vroeg. Het was een dag van ongekende vreugde voor al degenen die genezing gevonden hadden, en trouwens ook voor degenen die erbij hadden gestaan en het allemaal hadden mogen beleven. Zij verheerlijkten Christus onze Heer en zijn moeder. En heel Jeruzalem keerde in feeststemming vanuit Bethlehem naar huis terug met zang en dans.

Thomas in ere hersteld
Er zijn talloze andere legendes over deze gebeurtenis. Daaronder is een verhaal dat waarschijnlijk is ontwikkeld in kringen van Thomasvolgelingen. Hij stond immers bekend als De Ongelovige Thomas, omdat hij op eerste paasdag de andere apostelen niet op hun woord had willen geloven, toen zij vertelden dat hun Heer uit de dood was opgestaan en aan hen was verschenen. Hij had gezegd: "Zolang ik niet zijn littekens zie en ze met mijn handen kan aanraken, zal ik het niet geloven." De Heer was een week later weer in hun midden verschenen en nu was Thomas erbij geweest. Jezus had Thomas uitgenodigd met zijn vinger de littekens van zijn lijden en dood te betasten met de woorden: "Wees niet langer ongelovig, maar gelovig." Dat hun Thomas als ongelovig te boek, dat stak en moest gecompenseerd worden.

Hoe het zij, in één verhaal wordt verteld dat Thomas in Indië zover verwijderd was van Jeruzalem dat hij te laat kwam. Op het moment dat hij nog door de lucht werd aangevoerd, kruiste Maria zijn weg die ten hemel werd opgenomen. Zij wierp hem daar hoog aan de hemel in het voorbijvliegen haar ceintuur toe. Daarmee zou hij kunnen aantonen dat zij met lichaam en ziel in de hemel was opgenomen. Maar toen hij dat aan de apostelen vertelde, wilde geen van hen dat geloven. Daarop begaven ze zich naar het graf van Maria en bevonden het leeg. Toen moesten ze wel geloven dat hij de waarheid sprak. En zo stonden ze weer quitte!